Anne Laning: ‘Uiteindelijk ben ik een optimistisch mens’
‘Het vertrouwen in het pensioenstelsel is 64 procent in Nederland. Dat is hartstikke mooi, het is de hoogste score in Europa. Maar het betekent ook dat één op de drie Nederlanders er geen vertrouwen in heeft dat hij of zij na pensionering nog voldoende inkomen heeft. Dat gebrek aan vertrouwen kan voortkomen uit onvoldoende kennis, maar er zal ook ‘witte vlek’ en ‘grijze vlek’ in zitten. Ik denk dat we daar met z’n allen een verantwoordelijkheid voor hebben.’
In de eerste minuten wordt duidelijk dat een gesprek met pensioenexpert Anne Laning allereerst direct de diepte in gaat over pensioenen en ten tweede dat hij bijzonder bevlogen is om alles rond dit onderwerp zo veel mogelijk te verhelderen. Daarom zocht Ger Jaarsma hem op, voor een gesprek over zijn drive en zijn ideeën over communicatie rond en in de Wet toekomst pensioenen (Wtp). Het nieuws waar Laning aan refereert, over ‘vertrouwen in het pensioenstelsel’, was nét die ochtend verschenen en hij zette het meteen met commentaar op LinkedIn. Schijnbaar onvermoeibaar zet hij zich ook in om misverstanden over de Wtp weg te nemen en veel voorlichting te geven. Hij rekent alles door en voor, via LinkedIn en ook offline. Daarnaast is hij actief in verschillende rollen bij zes pensioenfondsen en een aantal andere organisaties. In de verdediging Jaarsma: Wat zit daar achter, wat is je drive? Laning: ‘Ik ben heel erg gericht op inhoud. Ik ben ook onderzoeker en docent, ik wil graag dingen begrijpen en uitleggen, bijvoorbeeld rond aspecten van pensioeneconomie en evenwichtigheid. Dat zit sterk in mij. Al 27 jaar loop ik nu rond in de pensioensector. Het is een sector met grote maatschappelijke impact en relevantie en hij wordt heel veel aangevallen – vaak op basis van halve informatie, onjuistheden en dergelijke. Ik zie de sector zich onvoldoende verdedigen tegen alle kritiek. Dat vind ik jammer. Ik heb dat wel eens eerder aan de orde gesteld bij de Pensioenfederatie. Want als je je niet verdedigt, gaat de kritiek een eigen leven leiden en gaat op een gegeven moment het vertrouwen omlaag. We zitten in Europa dan nog wel aan de bovenkant, maar dan nog: 64 procent is niet iets om tevreden mee te zijn. Zou het niet minimaal 80 procent moeten zijn? Jaarsma: Twintig jaar terug ging het wellicht richting 100 procent. Niemand stond stil bij zijn pensioen. Iedereen wist: het is wel geregeld, het komt wel goed. Je had de eindloonregeling, ook stond de indexatie nog niet ter discussie. Ook werden inhoudelijk foute berichten nog niet snel, makkelijk en massaal verspreid omdat sociale media nog niet bestonden. Nu gebeurt dat zelfs door Tweede Kamerleden; het debat vindt deels plaats op basis van populisme. Laning: ‘Je kunt er op twee manieren over denken: Als je het aandacht geeft, dan groeit het. Dat is waar – maar als je het geen aandacht geeft, dan groeit het ook. De echte hardliners zul je niet gaan overtuigen. Maar er zijn veel mensen die zich niet uiten, die twijfel hebben, die niet weten wat ze moeten geloven. Als zij maar één kant van het verhaal horen en dat wordt dan niet tegengesproken, dan gaan ze daar langzamerhand in mee.’
'Ik zie de sector zich onvoldoende verdedigen tegen alle kritiek. Dat vind ik jammer.'
Anne Laning
Veel onjuistheden Jaarsma: Wij noemen dat het stille midden. Aan de ene kant zit 10 procent die mordicus tegen is; aan de andere kant zit ook 10 procent die weet hoe het zit en in grote lijnen vóór is – en daar tussenin zit een grote groep van 80 procent die het inhoudelijk niet helemaal kan overzien. Die groep proberen we te bereiken met campagnes, met eenvoudige, heldere boodschappen. Want deze groep zul je niet bereiken met zwaar inhoudelijke berichten. Maar dat zal voor jou veel te simpel zijn, lacht Jaarsma. Laning: ‘Die campagne heb ik gezien en ‘t is een heel goed initiatief. De mensen waarmee ik online in discussie ben, die zitten echter niet meer op dat eenvoudige niveau. Zij ergeren zich soms aan te simpele en daardoor soms onjuiste boodschappen. Daar, aan de bovenkant van het kennisspectrum, zie ik ook heel veel onjuistheden verkondigd worden, waarop bijvoorbeeld geen enkele pensioenfondsbestuurder reageert. Netspar-publicaties worden ook maar door heel weinig mensen gelezen.’ Jaarsma: ‘Jouw drijfveer is wel helder. Alle stukken die niet kloppen, wil jij inhoudelijk weerleggen, zodat de juiste informatie rondgaat – voor die groep die daarin geïnteresseerd is.’ Laning: ‘Daar kan ook een doorwerking van uit gaan, althans dat hoop ik. Als je die wat meer inhoud kunt geven of hun standpunt kunt ontkrachten, dan hoop ik dat ze een ander standpunt gaan krijgen, dat ze ook op andere plaatsen uitdragen. Uiteindelijk hoop ik dan toch op minder aanvallen op - en meer vertrouwen in - het pensioenstelsel. Dus ik hoop dat er een trickle-down effect in zit. Soms geef ik die hoop op, soms ben ik wellicht wat te naïef. Maar uiteindelijk ben ik een optimistisch mens.’ Onberedeneerd pessimisme Jaarsma: Ieder steentje is een bijdrage. Nu zitten we een beetje in een storm, omdat we van ene naar andere stelsel willen. Een groep mensen is daar bang voor. Zij worden aangemoedigd door politici en andere smaakmakers, die dat nog eens extra hard roepen. Daardoor wordt de angst alleen maar groter. Uiteindelijk zul je pas na 1 januari 2027, wanneer we allemaal ingevaren zijn, zien dat de storm wat luwt. Uiteindelijk kijken mensen gewoon wat ze krijgen. Laning: ‘Inderdaad, alle berekeningen die ik tot nu toe gezien heb – ook van maatmensen bij diverse pensioenfondsen – die laten gewoon zien dat de verwachte uitkeringen onder het nieuwe stelsel hoger zijn dan de huidige uitkeringen onder het FTK. Dat geldt bijvoorbeeld voor 35-jarigen, voor 45-jarigen, voor gepensioneerden; de conclusies zijn consistent voor verschillende fondsen, scenariosets en modellen. Sommige berekeningen die ik zag, mag ik niet delen, maar er zijn enkele berekeningen wel openbaar.’ ‘Wat mij verbaast bij deze grote transitie is dat het probleem van vroegpensioen voor zware beroepen niet direct meegenomen is. Het concept achter de Wtp biedt hier een oplossing voor: de factor waarmee je straks een pensioenpotje omzet naar een uitkering kun je afhankelijk maken van de levensverwachting van de groep, op basis van bekende relaties tussen de hoogte van de uitkering en de gemiddelde levensverwachting. Lagere inkomens zouden daardoor eerder met pensioen kunnen, en hogere inkomens later.’ Laning zoomt uit en observeert: ‘Het blijft me verbazen – hoe vaak je dit ook aangeeft – dat er mensen zijn die zeggen ‘tja, het zal toch wel lager worden.’ Nee, je kunt die openbare berekeningen zien, ze laten net als de vertrouwelijke berekeningen allemaal zien dat de verwachte uitkeringen hoger zullen zijn. ‘Wat bazel je nu?’ denk ik dan, als ik de tegenstanders hoor. Maar je blijft die houding zien dat mensen het niet vertrouwen, dat ze verwachten ‘dat het wel minder zal worden’. Ze blijven ‘pensioenroof’ roepen.’ Jaarsma: Die mensen volgen mij ook op Twitter en betichten mij van van alles. Ik hoop dat ik – nadat hun pensioenfonds invaart – ooit een keer van hen hoor wat zij in december ontvangen en hoe het er in januari voor staat. Maar ook zonder berekeningen kun je het beredeneren en uitleggen. Dat doen we nu bij senatoren, omdat de Wtp nu in de Eerste Kamer ligt. Want de buffers die we nog moeten aanhouden van het FTK, die komen straks grotendeels vrij, die kun je grotendeels uitkeren. Laning: ‘Als je het goed kunt uitleggen, dan is dat vooruitgang. Maar ik blijf het zo verrassend vinden, of je het nou uitlegt met cijfers of conceptueel, dat het gewoon niet tussen de oren komt. Dan weet ik niet eens of het wel onkunde is, er zit veel emotie bij.’ Jaarsma: ‘Het is inderdaad vaak sentiment. Ook al indexeerden veel ondernemings- en beroepspensioenfondsen wel, het gros van de mensen heeft van de grote fondsen in de afgelopen jaren geen indexatie gehad. En dat bepaalde hun vertrouwen in de pensioensector. Als er ingevaren is, dan gaan naar verwachting inderdaad de meeste pensioenen omhoog en dan hoor je dat wantrouwen nooit meer. Dan is het klaar!’ Laning: ‘Dat hoop ik ook!’
'Als er straks ingevaren is, dan gaan de meeste pensioenen omhoog en dan hoor je het wantrouwen nooit meer. Dan is het klaar!'
Ger Jaarsma
Keuzestress bij besturen Jaarsma: ‘We moeten blijven communiceren. Dat moet op de manier zoals jij dat doet: heel inhoudelijk. Maar soms moet dat ook wat meer populistisch, soms heel simpel. En uiteindelijk gaat de tijd ons ook helpen. Het daadwerkelijk uitvoeren van de Wtp gaat ons ook helpen.’ Laning, voorzichtig: ‘Er zit wel een stap tussen. Sociale partners en pensioenfondsbesturen moeten in de tussentijd nog wel een hele reeks besluiten nemen over de inrichting: welke leeftijdsgroepen, hoe alloceren we risico’s, welke beleggingsprofielen kiezen we, hoe gaan we om met solidariteitsreserve – ik voorzie keuzestress. Dat wordt nog best wel een spannend traject, de komende 3, 4 jaar. Het is ingewikkeld, ik zie er iedereen mee worstelen. Je kunt nog zó veel keuzes maken.’ Laning doceert even door: ‘Pensioen is een collectief goed. Een voordeel van de Wtp is dat het een stap is in de richting van maatwerk. Het is nog steeds geen echt persoonlijk maatwerk, want het gaat per leeftijdscategorie. Maar je hebt nu één beleggingsbeleid voor het hele fonds. Daarin zit teveel risico voor de gepensioneerden en te weinig voor de jongeren – want te weinig rendementspotentieel. Dat gaat straks wel veranderen, omdat je voor jongeren meer risico kunt gaan nemen en voor ouderen het risico kunt afbouwen. Dat op zich is al een enorme winst, maar het leidt wel tot veel keuzes die je moet gaan maken. Dan ben je af van de inefficiency van het huidige systeem, die ik betitel als: ‘one size fits not very well’, waardoor het aanhouden van buffers nodig is. De oplossing komt met de Wtp. Zo kun je ook richting gepensioneerden veel zorgen wegnemen. Als ouderen geen risico meer willen, dan kun je die specifiek voor hen helemaal uitsluiten, terwijl jongeren daar geen last van hebben. Dat vind ik het grote voordeel van Wtp. Maar het is best een uitdaging om dat goed uit te leggen. Want ik zie overal nog woorden als ‘casino-pensioen’, ‘meebewegen met de beurs’, tja – dat doet het al 15 jaar! Al decennia beleggen pensioenfondsen. What’s new? Maar dat hebben veel mensen zich nooit gerealiseerd.’
'Uiteindelijk hoop ik op minder aanvallen en meer vertrouwen in het pensioenstelsel.'
Anne Laning
Transparant zonder verzuipen Jaarsma: Veel van de cijfers en mechanismen daarachter, die snappen de specialisten. Maar 90 procent van de deelnemers heeft daar geen idee van. Laning: ‘Klopt. Belangrijke inzichten over beleggen en pensioenen probeer ik ook al anderhalf, twee jaar lang op LinkedIn uit te leggen. Bijvoorbeeld dat het beleggingsrendement op zich niet zo relevant is – ook in de Wtp. Waar het om gaat, is het saldo tussen beleggingsrendement en ontwikkeling van de verplichtingen.’ Jaarsma: Maar als je dat nou realtime laat zien aan deelnemers. Zou dat werken? Of zou een deel van de mensen dan enorm nerveus? Laning: ‘Dat heeft te maken met een stukje educatie. Je moet de mensen daar wel in meenemen. Ze zijn het nu niet gewend en ze kunnen er buitengewoon onzeker van worden als je daar nu ineens mee begint. Ik denk ook dat de pensioensector in de afgelopen jaren te hoge verwachtingen heeft gecreëerd door teveel de goede beleggingsresultaten te benadrukken in de communicatie. Tegelijkertijd hebben fondsen onvoldoende de koppeling benadrukt met rentebewegingen en dus met dekkingsgraden.’ ‘In de Wtp wordt het echt een uitdaging om uit te leggen hoe beleggingsresultaten en verplichtingen invloed hebben op de uitkering aan de deelnemer. Dan gaat het gek genoeg niet om de hoogte van het individuele potje. Je doelstelling is niet: ‘een zo hoog mogelijk potje’, want dat potje is maar een middel. Je doelstelling is: een zo goed mogelijke uitkering daaruit, per maand.’ Jaarsma: Dat zou goed vermeld moeten worden in het nieuwe UPO of hoe we het maar gaan noemen, naast de berekening van de ingelegde premies van werknemer en werkgever tot nu toe. Laning: ‘Precies, met daarbij een indicatie van de hoogte van de uitkering straks. Die kan soms lager, soms hoger uitvallen. Als je dat niet laat zien, dan kweek je wantrouwen. Als pensioenfonds moet je transparant willen zijn; deelnemers moeten kunnen beschikken over alle informatie, ongeacht of ze die ook daadwerkelijk inzien. Dat draagt bij aan vertrouwen, hoe dan ook. Maar maak het dan wel volledig transparant en kanaliseer het goed, zodat de deelnemer niet verzuipt in de informatie!’